Spelregels
De spelers nemen plaats achter de meet op zo’n 2,75 rn van de pot. De schijven worden tussen duim en wijsvinger genomen en moeten doodvallen op het blad, zodat ze niet wegschuiven of rollen.
Men speelt om de hoogste score na een doorgang (twaalf schijven) of er wordt naar 30 punten gespeeld. Hier tellen dan de minste doorgangen. Wordt er in ploegen van twee gespeeld, dan werpt men naar 50 punten. Met drie spelers per ploeg moeten 75 punten behaald worden en dan telkens 25 punten meer per extra speler.
Bij een wedstrijd per ploeg is het aantal gewonnen doorgangen van doorslaggevend belang. Alle leden van ploeg A werpen beurtelings hun twaalf schijven. Hun punten worden samengeteld. Dan is het de beurt aan de spelers van ploeg B. Hun score wordt vergeleken met die van ploeg A. De ploeg met de hoogste score krijgt twee punten, de verliezers krijgen geen enkel punt. Bij gelijke stand krijgt elke ploeg (A en B) één punt. Er worden drie doorgangen gespeeld en de punten worden samengeteld. De winnaar krijgt nog eens twee punten extra.
Bij gelijke eindstand krijgen beide ploegen één punt erbij. De mogelijke uitslagenzijn dus: 8-o17-116-215-314-4.
Tijdens het werpen mag de voet de meet niet overschrijden of de worp is ongeldig. Een schijf die op de grond valt mag niet opnieuw worden geworpen.
Een speler werpt een sigaar als hij in één doorgang (twaalf schijven) geen enkel punt scoort. Na drie sigaren betaalt men een boete (bijvoorbeeld 15 fr). Wie in drie doorgangen minder dan tien punten werpt betaalt 5 fr.